Beschrijving secretarisvogel

Leefgebied

Secretarisvogels leven in Afrika ten zuiden van de Sahara, met uitzondering van de aan de kust gelegen Namibwoestijn en het bosrijke gebied rond de evenaar in het westen van Afrika. Secretarisvogels komen niet voor de zuidelijke regionen van Guinee, Ivoorkust, Ghana en Nigeria. Verder zijn ze ook niet te vinden in Sierra Leone en Liberia.

Secretarisvogels hebben een voorkeur voor savannen en graslanden, hoewel ze ook in halfwoestijnen en licht beboste of kreupelhout gebieden leven. In graslanden kiezen ze gebieden uit waar het gras een meter of korter is zodat hun zicht niet belemmerd wordt. Ze komen ook vaak voor in de buurt van agrarische gebieden waar ze goed kunnen jagen. Ze leven niet in woestijnen met extreme droogte of dicht beboste gebieden. Secretarisvogels leven van zeeniveau tot ongeveer 3000 m hoogte.

Uiterlijk

Deze grote roofvogels hebben een zeer kenmerkend uiterlijk. Het verenkleed is normaal gesproken grijs van kleur, soms met wat witte veren. De vleugels zijn voorzien van zwarte vluchtveren en op de achterkant van de kop zitten grijze veren met zwarte uiteinden. Het kale gezicht is oranje tot rood. Ze hebben een relatief kleine kop, een grijswitte snavel, een lange nek en een adelaar-achtige lichaam. Echter, in tegenstelling tot een adelaar zijn de kale, roze poten erg lang en eindigen deze in stompe tenen met stompe klauwen. De scheenbenen zijn bedekt met zwarte veren waardoor het lijkt of deze vogel een korte broek aan heeft. De lange staart heeft erg lange centrale staartveren die vaak voorzien zijn van een zwart uiteinde.

Rechtop staand zijn secretarisvogels 0,9 tot 1,4 meter lang en ze wegen 2,3 tot 4,2 kg. Vrouwtjes zijn meestal iets kleiner dan mannetjes. De spanwijdte bedraagt 1,9 tot 2,2 meter.

Juvenielen zien er net zo uit als volwassen vogels met een paar uitzonderingen. Ten eerste is de kale huid op het gezicht geel en niet oranje of rood. Ten tweede hebben de vleugelpennen op de schouders van juvenielen zwarte uiteinden en hebben ze bruin-zwarte tekeningen op de dekveren. Jongen hebben meestal ook kortere centrale staartveren en kortere kruinveren dan volwassenen.

Voortbeweging

Ze lopen liever dan dat ze vliegen en gemiddeld leggen ze ongeveer 20 tot 30 km per dag lopend af. Wanneer ze haast hebben of bedreigd worden gaan ze eerst lopen voordat ze gaan vliegen. Maar als ze vliegen, dan doen ze dat goed en vaak op grote hoogte.

Wetenswaardigheden

  • Ze hebben hun naam te danken aan de lange veren achter op de kop die op ganzenveren lijken waarmee vroeger werd geschreven.
  • Net als andere roofvogels spugen secretarisvogels braakballen uit.
  • Grote prooien worden met de poten eerst doodgetrapt.
  • Slangen worden in de lucht gegooid totdat ze dood zijn door het vallen.
  • Op de poten zitten harde schubben die de secretarisvogel tegen slangenbeten beschermen.

Voedsel in de natuur

Secretarisvogels zijn opportunistische roofdieren met een breed scala aan prooien. Het merendeel van de voeding bestaat uit geleedpotigen (waaronder sprinkhanen, kevers, spinnen, schorpioenen, wespen, etc.) en kleine zoogdieren (waaronder muizen, ratten, egels, hazen, mangoesten, etc.). Andere prooien van secretarisvogels zijn kleine en jonge vogels, eieren, amfibieën, zoetwaterkrabben, hagedissen, kleine schildpadden, kameleons en slangen. Hoewel deze soort bekend staat om het doden en eten van slangen, worden deze reptielen niet zo vaak gegeten als algemeen gedacht wordt. Echter, slangen die vaak als prooi dienen zijn adders, cobra's en andere giftige soorten.

Secretarisvogels jagen alleen of in paren (meestal met hun partner) en uitsluitend op de grond. Ze lopen met gestage tred door een met gras begroeid gebied op zoek naar beweging. Als een dikke pol gras wordt aangetroffen, zullen ze erop gaan stampen om een potentiële prooi er uit te jagen. Zodra een prooi wordt gespot, versnellen ze hun tempo om de prooi bij verrassing te pakken. Bij een achtervolging, slaan ze met de vleugels en rennen ze achter de prooi aan totdat ze hem ingehaald hebben.

Een kleine prooi wordt in één keer met de snavel opgepakt en naar binnen gewerkt. Omdat ze een korte nek hebben moeten ze wel bukken om de prooi op te pakken. Grotere prooien, vooral slangen, zullen ze met hun poten doodstampen. Een slang pikken ze net achter de kop om de nek te breken of om hem buiten bewustzijn te krijgen. Van secretarisvogels wordt gezegd dat ze slangen die buiten bewustzijn zijn hoog in de lucht gooien en weer laten vallen tot ze dood zijn, maar dit gedrag is nog niet goed gedocumenteerd. Zodra de prooi is verdoofd of gedood, zullen ze die in zijn geheel inslikken. Als de prooi te groot blijkt te zijn, dan zullen ze net als een adelaar deze in stukken scheuren waarbij ze de prooi met de poten vasthouden.

Secretarisvogels spugen braakballen uit nadat de prooi is verteerd. Deze braakballen bestaan uit vacht, botten en uitwendige skeletten van ongewervelden. Soms zit er ook gras in deze braakballen. Het is niet bekend of deze vogels dat per ongeluk samen met de prooi inslikken, of dat ze het opzettelijk inslikken om een braakbal bijeen te houden wanneer er te weinig vacht is. In braakballen worden ook stenen aangetroffen die worden ingeslikt om te helpen bij het breken van de uitwendige skeletten van grotere ongewervelden. Braakballen van secretarisvogel worden rond en in het nest gevonden en zijn vooral nuttig voor onderzoekers bij het analyseren van de voeding van vogels in dat gebied.

Gedrag

Secretarisvogels leven soms solitair, maar meestal leven ze in paartjes of familiegroepjes van maximaal vijf vogels. In de buurt van een overvloedige voedselbron of een waterpoel worden wel eens grotere groepen gezien maar deze blijven nooit lang bij elkaar. Ongeveer twee uur nadat de zon is opkomen en het gras niet meer nat is van de ochtenddauw, worden secretarisvogels actief. Ze blijven de hele dag rondlopen en foerageren tot laat in de middag wanneer ze terugkeren naar hun nesten.

Een paartje verdedigt een territorium dat kan variëren van 20 tot 500 vierkante kilometer. De grootte is afhankelijk van de dichtheid van secretarisvogels en beschikbare voedselbronnen in het gebied.

Over het algemeen zijn secretarisvogels stil maar als ze geluid maken laten ze een diep krassend geluid horen wat over grote afstand te horen is.

Predatie

Alleen de eieren en de jongen in het nest zijn kwetsbaar voor predatoren. Door de grote, open nesten zijn ze kwetsbaar voor kraaien, raven, grondneushoornvogels en roofvogels waaronder havikachtigen en uilen.

Voortplanting

Secretarisvogels zijn monogaam en er wordt verondersteld dat ze paartjes voor het leven vormen. In de balts maken ze zowel in de lucht als op de grond krassende geluiden. Bij de balts in de lucht vliegt één van beiden (meestal het mannetje) naar boven en beneden, of vliegen ze samen waarbij het mannetje in de richting van het vrouwtje vliegt en zij een halve draai maakt om haar klauwen te laten zien. Dit baltsgedrag lijkt erg op dat van andere roofvogels. Op de grond lijkt de balts erg op dat van kraanvogelachtigen waarbij ze in de rondte dansen met uitgestrekte vleugels. Soms gaan kleine groepjes secretarisvogels meedoen aan deze balt op de grond. Na de balts, vindt meestal de paring plaats. Dit gebeurt meestal op de grond hoewel sommige paartjes in bomen paren.

Ze kunnen het hele jaar door broeden, maar er zijn pieken in het broeden van augustus tot maart. Zowel het mannetje als het vrouwtje bouwen aan een groot nest op 3 tot 7 meter hoogte in de kruin van een afgeplatte boom (meestal een acacia- of een andere doornige boom). Ze kiezen daarvoor een boom uit waarvan de stam omringd is door dicht struikgewas. Het nest is meestal een schotelvormig platform gemaakt van stokken en bekleed met een dikke laag gras, wol, mest en andere soortgelijke materialen. Het kan in diameter variëren van 1,5 tot 2,5 meter. Een paartje zal hetzelfde nest vele jaren achtereen gebruiken, waardoor het bouwsel ieder jaar groter wordt en het zal verlaten worden indien het te groot en te zwaar wordt om door de boom gedragen te worden en het dreigt in te storten.

Het vrouwtje legt met tussenpozen van 2 tot 3 dagen, 1 tot 3 eieren. De eieren zijn krijtachtig van kleur met roodbruine strepen en peervormig. De eieren variëren in grootte en kunnen 68 tot 92 mm lang en 52 tot 61 mm breed worden. Het broeden begint zodra het eerste ei is gelegd. Zowel het mannetje als het vrouwtje broeden, hoewel het vaker door het vrouwtje wordt gedaan. Het mannetje brengt gedurende deze tijd voedsel voor het vrouwtje naar het nest.

Na 42 tot 46 dagen komen de semi-nestvlieders uit het ei. Hoewel de jongen 2 tot 3 dagen na elkaar uit het ei kruipen maken de jongen elkaar niet dood. Maar bij een legsel van drie eieren, sterft het kleinste kuiken meestal van de honger omdat het niet kan concurreren met de groteren. De kuikens zijn bedekt met gebroken wit dons en hebben een grote kop die te zwaar lijkt voor hun lichaam. Wanneer ze twee weken oud zijn hebben ze een dichte vacht van grijs dons en wanneer ze drie weken oud zijn beginnen de kruinveren te groeien. Na zeven weken hebben ze het volledige verenkleed.

Beide ouders voeren de jongen door eten op te braken, hoewel het meestal het vrouwtje is wat voedsel opbraakt wat het mannetje voor haar terug naar het nest heeft gebracht. Als ze ongeveer een maand oud zijn daalt de ouderlijke zorg aanzienlijk en keren de ouders alleen nog maar terug naar het nest om voedsel te brengen om de kuikens mee te voeren. Na zes weken stoppen de ouders met het opbraken van voedsel en brengen ze grotere prooidieren die de kuikens dan zelf direct opeten.

Na ongeveer 60 dagen, beginnen de jongen met hun vleugels te slaan en vliegen ze een klein stukje omhoog voor ze weer in het nest terugvallen. Na 64 tot 106 dagen vliegen ze uit en leren de ouders de kuikens hoe ze moeten jagen op een prooi. Ze blijven nog eens 62 tot 105 dagen in de buurt van het nest waarbij ze nog steeds afhankelijk zijn van het voedsel van de ouders en waarin ze geleerd wordt om zelf voedsel te vangen.

Zodra de jongen weten hoe ze voor zichzelf moeten zorgen en onafhankelijk zijn, gaan ze meestal hun eigen weg en verlaten ze het territorium van de ouders. In sommige gevallen echter, tolereren de ouders de jongen nog twee maanden op hun territorium en staan ze zelfs toe om samen te jagen en om dezelfde boom te delen als slaapplaats. De jongen zijn dan echter niet meer afhankelijk van de ouders. Ze delen alleen maar hetzelfde territorium. Maar na die twee maanden worden de jongen weggejaagd zodat de ouders weer opnieuw kunnen gaan broeden.

Het is niet bekend hoe oud secretarisvogels in het wild worden maar in gevangenschap kunnen ze 18 tot 19 jaar worden.

Bedreiging

De secretarisvogel komt in zijn leefgebied algemeen voor, hoewel de aantallen in het verleden zijn verminderd. Hij staat op de Rode Lijst van de IUCN geclassificeerd als "kwetsbaar". Echter, aangezien de menselijke bevolking toeneemt en er meer land wordt gecultiveerd, is een verdere teruggang van de secretarisvogel aannemelijk. Als roofvogel uit de orde falconiformes, wordt de secretarisvogel beschermd op basis van Appendix II van de CITES, wat betekent dat de handel in deze soort wordt gecontroleerd.

Bronnen:

Creative Commons License
This work is licensed under a Creative Commons Attribution-ShareAlike 3.0 Unported License.