Beschrijving oorkwal

Leefgebied

Oorkwallen behoren tot de klasse van paraplukwallen en zijn kosmopolitische organismen. Ze leven wijdverspreid in de Atlantische Oceaan, de Stille Oceaan en de Noordelijke IJszee en andere zoutwatergebieden van ongeveer 70° noorderbreedte tot 55° zuiderbreedte.

Het leefgebied omvat specifiek kustwateren en estuaria van bijna heel Noord- en Zuid-Amerika, Eurazië (alles behalve de noordelijkste uithoeken), het zuiden van Groenland en waarschijnlijk alle kusten van Australië. Ze zijn afwezig in een groot deel van Afrika, hoewel ze blijkbaar wel aanwezig zijn in de wateren rond Madagaskar.

Habitat

De habitat omvat oceanische kustwateren en warme tropische wateren met temperaturen van 6-31 °C, waarbij de ideale temperatuur 9–19 °C is. Deze kwallen kunnen in water leven met een zoutgehalte van slechts 0,6%.

Het zoutgehalte en de watertemperatuur zijn van invloed op vorm, grootte en voortplantingsstrategieën. Ze gedijen het best in water met temperaturen boven de 17,5 °C en een zoutgehalte van hoogstens 38%.

Uiterlijk

Oorkwallen hebben een doorzichtige, gebogen mantel, die ongeveer 20 tot 30 centimeter hoog is, met een diameter van 10 tot 40 cm. Binnen de buitenste mantel is nog een mantel te zien waar aderen doorheen lopen. Deze hoefijzervormige aderen, die bij mannetjes wit zijn en bij vrouwtjes roze, zijn de geslachtsklieren en leiden tot uitgebreide patronen en kleuren.

De basis van het lichaam van de oorkwal bestaat uit verschillende onderdelen. Het dier mist ademhalingsorganen, een bloedsomloop en osmoseregulatie.

Anatomie Schematische voorstelling van een kwal
Author: unknown
License: CC BY-SA 4.0

Het lichaam is klokvormig, en is samengesteld uit twee buitenste cellagen met daartussen een laag gelei, het mesoglea.

Het mesoglea fungeert als een hydrostatisch skelet; welke stevigheid en bewegingsmogelijkheden biedt. Ongeveer 95% van de mesogloea bestaat uit water, de rest is collageen, vezeleiwitten en rondzwervende amoebocyten die celresten en bacteriën kunnen opruimen. De mesogloea wordt aan de buitenkant begrensd door de epidermis en aan de binnenkant door de gastrodermis.

Binnen de zwemklok bevindt zich een holte, die als maag fungeert. Centraal aan de onderzijde bevindt zich de mondopening, waarmee zowel voedselopname als afvaluitscheiding plaatsvindt.

Aan de rand van de zwemklok hangen vaak tentakels, alsmede een aantal rudimentaire zingtuigorgaantjes, de rhopaliën.

De mondopening van een kwal bevindt zich aan de onderzijde van de zwemklok. De mondopening is onderdeel van een steelachtige structuur die vanuit het midden naar beneden hangt, het manubrium.

Rond de mondopening zijn ook tentakels aanwezig. De mond geeft toegang tot de gastrovasculaire holte, de plek waar vertering plaatsvindt en voedingsstoffen worden opgenomen. Deze holte is door vier dikke septa onderverdeeld in een centrale maag en vier maagzakken. Rond het manubrium, aan de binnenzijde van de zwemklok, bevinden zich vier geslachtsklieren (gonaden).

Voortbeweging

Kwallen zwemmen door een pulserende samentrekking van de lichaamsspieren, waarbij ze tegelijkertijd water naar beneden persen volgens het uitstootprincipe. Ze gaan schuin omhoog, om zich daarna een beetje te laten zakken. Ze zwemmen daarom vaak dicht bij het wateroppervlak. Met dit principe kunnen ze tot tien kilometer per uur voortbewegen. Vaak kunnen ze echter gewoon met de stroom mee zweven.

Na een storm belanden ze vaak op het strand.

Wetenswaardigheden

  • Kwallen bestaan voor 98% uit zout water
  • De oorkwal heeft zijn naam te danken aan de vier hoefijzervormige aders die te zien zijn onder de doorzichtige mantel. Dit zijn de geslachtsorganen en geen oren.
  • De tentakels zijn giftig voor kleine zeedieren, maar deze kunnen niet door de huid van mensen steken. Alleen op plekken waar de huid dunner is kan irritatie optreden
  • Ze zijn in staat om obstakels onder water te ontwijken en kunnen soortgenoten opzoeken.

Voedsel in de natuur

Oorkwallen voeden zich met plankton en organismen als weekdieren, kreeftachtigen, larven van manteldieren, raderdieren, jonge borstelwormen, protozoën, diatomeeën, eieren van diatomeeën, visseneieren en andere kleine organismen. Soms eten ze ook hydroïdpoliepen en ribkwallen.

Zowel de volwassen meduse als de larven hebben netelcellen om prooien te vangen en om zichzelf te beschermen tegen roofdieren. Het voedsel wordt gevangen met de vangarmen waarop de netelcellen zitten. De prooi blijft aan de vangarmen vastkleven door middel van slijm en wordt vervolgens naar de gastrovasculaire holte gebracht met behulp van trilharen. Daar breken spijsverteringsenzymen het voedsel af.

Er is weinig bekend over de behoefte aan bepaalde vitamines en mineralen, maar door de aanwezigheid van enkele spijsverteringsenzymen kunnen we in het algemeen afleiden dat oorkwallen koolhydraten, eiwitten en lipiden kunnen verwerken.

Gedrag

Oorkwallen leven meestal in grote groepen in de oceanen, maar leven ook wel solitair.

Onderzoek naar de communicatie van oorkwallen is beperkt. Er wordt verondersteld dat ze communiceren door middel van chemicaliën die in het water worden uitgescheiden.

Sommige kwallen hebben structuren op de mantel die worden gebruikt om veranderingen in het licht te detecteren waardoor ze overdag kunnen migreren om predatie te voorkomen en om te helpen bij het foerageergedrag.

Aan de rand van de mantel van de kwal zitten kleine tentakels welke evenwichtsorganen bevatten die statocysten worden genoemd. Deze worden gebruikt om het evenwicht te bewaren en de diepte te bepalen en ook om de zwaartekracht te voelen, waardoor kwallen rechtop blijven.

Kwallen gebruiken ook aanraking om prooien te vangen met behulp van netelcellen die cnidocyten of nematocysten worden genoemd.

Voortplanting in de natuur

De levenscyclus van neteldieren valt uiteen in twee stadia. Het eerste daarvan wordt het poliepstadium genoemd. Het organisme heeft hierin de vorm van een poliep: een sessiele (aan het substraat vastzittende) steel, die langsdrijvend voedsel opvangt. De poliep maakt aan de top insnoeringen die na enige tijd loslaten en in de waterkolom uitgroeien tot het tweede stadium.

Dit tweede stadium wordt de meduse genoemd. Het organisme heeft hierin een ronde (radiaal symmetrische) koepelvorm met neerhangende tentakels. Dit is de vorm waarin de meeste mensen kwallen het best kennen. De medusae planten zich geslachtelijk voort door de vorming van gameten, die na versmelting een larve vormen.

De larve, de zogeheten planula, zet zich ergens vast op het substraat en groeit dan uit tot een poliep, waarmee de cyclus rond is.

Bij de meeste schijfkwallen zijn er zowel mannelijke en vrouwelijke individuen. De geslachtsklieren bevinden zich in de maagwand en de geslachtscellen worden via de mond uitgedreven. Na bevruchting in het vrouwelijke individu ontstaan er planulalarven die uiteindelijk van de moederkwal afvallen en naar de bodem zwemmen, waar ze hun trilharen verliezen en zich vestigen.

Predatie

Oorkwallen hebben, in vergelijking met andere soorten prooien, een hoog gehalte aan meervoudig onverzadigde vetzuren die belangrijke voedingsstoffen zijn voor roofdieren.

Oorkwallen worden door een grote verscheidenheid aan roofdieren gegeten, waaronder maanvissen, lederschildpadden, de Phacellophora camtschatica (een grote schijfkwal en het enige lid van de familie Phacellophoridae), en de zeer grote kristalkwal.

Ze worden verder gegeten door zeevogels, die misschien meer geïnteresseerd zijn in de vlokreeftjes en andere kleine geleedpotigen die vaak in de klok van de oorkwal zitten. Maar in elk geval brengen vogels een aanzienlijke hoeveelheid schade toe aan deze kwallen die vaak aan de oppervlakte zwemmen.

Oorkwallen sterven van nature nadat ze enkele maanden geleefd en zich voortgeplant hebben. Ze leven in het wild zelden meer dan zes maanden, maar exemplaren die in openbare aquaria worden verzorgd, leven meestal enkele tot meerdere jaren.

In het wild gaat het warme water aan het einde van de zomer gepaard met een uitputtende dagelijkse voortplanting en een lager natuurlijk niveau aan voedsel wat nodig is voor het herstel van weefsel, waardoor deze kwallen vatbaarder worden voor bacteriële en andere ziekteproblemen wat waarschijnlijk tot de dood van de meeste oorkwallen zal leiden. Dergelijke problemen zijn verantwoordelijk voor de dood van veel kleine soorten kwallen.

Bedreiging

Kwallen zijn een invasieve soort met een grote populatiegroei en staan momenteel niet op internationale of federale lijsten. Ze zijn niet geëvalueerd door het IUCN.

Er wordt geprobeerd om kwallen weg te halen uit niet-inheemse gebieden en uit de buurt te houden van energiecentrales en visserijgebieden.

Bronnen